Paarden hebben voldoende ruimte nodig om te kunnen bewegen en gaan liggen zonder zich te verwonden. Daarbij is het belangrijk om te kijken naar de totale vloeroppervlakte, de breedte van de stal en de hoogte van de stal. Vanaf 1 januari 2012 wordt er voor de nieuwbouw een standaardmaat waaraan voldaan moet worden. Zo wordt er voor pony’s kleiner dan 1,56 meter uitgegaan van (2 x stokmaat)2 als minimale vloeroppervlakte van de box. Bij paarden groter dan 1,56 meter wordt minimaal 10 m2 aangehouden.
Voor de minimale hoogte van een stal zijn ook aanbevelingen. In Duitsland wordt aanbevolen dat de minimale hoogte waarop het plafond of dak zich bevindt 1,5 x stokmaat zou moeten zijn. In Nederland is er geen aanbeveling voor de hoogte van het plafond, echter is het wel iets om goed naar te kijken bij het bouwen van stallen.
Er is onderzoek gedaan naar het gedrag van paarden in boxen van ((2,5 x schofthoogte)2 m²) en in boxen van ((1,5 x schofthoogte)2 m²). In grotere boxen werd waargenomen dat paarden vaker en langer liggen. Bovendien was er een verschil in de frequentie van het rollen. Maar naast de boxmaat waren er meerder factoren van invloed op dit gedrag, namelijk de bodembedekking en rustige omgeving. Als paarden gedurende langere tijd liggen, dan kan dit geïnterpreteerd worden als een teken van meer comfort voor het paard. De slaaptijd neemt toe en hierdoor is de conditie van het paard beter.
Wetenschappelijke onderbouwing: Raabymagle & Ladewig, 2006; Belling, 1990; Houpt, 1980; Dallaire, 1986; Hale & Huggins, 1980;
In een groep kunnen paarden socialiseren. Er niet één beste methode voor het huisvesten van een groep paarden, omdat factoren zoals de beschikbare ruimte, voedingsregime of individuele kenmerken van een paard een rol spelen. Het houden van paarden in gemengde leeftijdsgroepen heeft duidelijke voordelen, vooral voor jonge paarden.
In groepen die relatief weinig ruimte hebben komt meer agressief gedrag voor. Niet alleen beperkte ruimte leidt tot meer agressief gedrag, ook de beschikbaarheid van ruwvoer heeft invloed op dit gedrag. Als het ruwvoer op meerdere plaatsen wordt aangeboden daalt het aantal agressieve acties. Hetzelfde wordt waargenomen als er minder paarden per m2 gehouden worden.
In kuddes houden paarden een bepaalde afstand (ongeveer 1,5 tot 3 meter) van elkaar. Binnen die persoonlijke ruimte accepteren ze alleen paarden waarmee ze een intieme relatie hebben. Daarom is het van belang dat een groep voldoende ruimte heeft, zodat de paarden zich niet voortdurend bedreigd voelen en er ruimte is om afstand van elkaar te houden. Zorg dus altijd voor voldoende ligplekken en voederplaatsen voor alle paarden.
Uit een studie blijkt dat wekelijks hergroeperen leidt tot een toename in agressief gedrag tussen jonge, gesocialiseerde paarden die elkaar al kennen. Hoewel het nuttig lijkt om paarden in stabiele groepen te houden, zorgt het wekelijkse samenvoegingen niet op een verhoogt risico van letsel bij jonge paarden. Hoewel het algemene niveau van agressieve interacties laag was, leken sommige paarden bijzonder agressief te zijn en moet er rekening gehouden worden met individuele kenmerken en relaties tussen paarden van de groep, bij het hergroeperen.
Er is onderzoek gedaan naar de effecten van de groepsgrootte op het gedrag en de afgelegde afstand te onderzoeken. De afstand van het voortbewegen van het paard is het langste (8.000 m tot 15.000 m), wanneer er slechts één paard werd geweid. Met meer dan drie paarden werd per paard 3.000m tot 6.000m afgelegd. In een groep staan paarden gemiddeld veel langer te grazen dan een paard dat alleen in een weide staat. De gemiddelde afstand tot de dichtstbijzijnde buur blijft echter constant, ongeacht de groepsgrootte.
Voor de ideale grootte van de groepshuisvesting kan gebruikt worden gemaakt van de methode om het vloeroppervlak van individuele stalling te bepalen. Maak per paard deze rekensom; (2xstokmaat)2 of wanneer het paard groter is dan 1,56 meter neem dan minimaal 10m2.. Tel dit voor alle paarden bij elkaar op en je hebt een richtlijn om de stalling te maken.
Wetenschappelijke onderbouwing: Hartmann et al., 2012; Fureix et al., 2012; Jorgensen et al. (2009); Benhajali et al., 2009; Henderson, 2007; Rose-Meierhöfer et al., 2010; Zeitler-Feicht, 2001; Frentzen, 1994; Hoffmann et al., 2009; Brehme & Rose, 2007; Visser et al., 2008; Christensen et al., 2011; Kusunose et al., 1986;
Grooming gedrag bij zichzelf, zoals rollen, is een relatief klein, maar belangrijk onderdeel van de dagelijkse tijdsbesteding van wilde paarden. Het rollen wordt beschouwd als de meest relevante lichaamsverzorging en zijn tekenen van tevredenheid. Paarden geven de voorkeur om te rollen in zand en stro. Daarnaast liggen paarden langer op hun zijkant, als ze op een droge en zachte ondergrond staan. Ze rusten langer uit en zijn dus fitter.
Voor paarden is het dus van belang om liggend te kunnen slapen en te kunnen rollen. Om zonder problemen te kunnen liggen en opstaan, is het belangrijk dat de breedte van de box voldoende ruim is. In Nederland moet een staloppervlakte minimaal 10 m2 zijn of (2 x stokmaat)2 voor pony’s met een stokmaat onder de 156 centimeter.
Wetenschappelijke onderbouwing: Ransom & Cade (2009); Hansen et al., 2007; Fraser, 1989; Matsui et al., 2009;
Klik hier voor een totaaloverzicht van de wetenschappelijke onderbouwing bij stalmaat
References
1 Belling TH. (1990) Sleep patterns in the horse. Equine Pract;12:22-7.
2. Benhajali, H., Richard-Yris, M.A., Ezzaouia, M., Charfi, F., Hausberger, M.,2009. Foraging opportunity: a crucial criterion for horse welfare? Animal 3, 1308–1312.
3. Brehme U., Rose S. (2007). Effect of different activity and space offers on the activity behavior of stallions. Agr Eng, 62, pp. 408–409
4. Christensen, J.W., Sondergaard, E., Thodberg, K., & Halekoh, U. (2011). Effects of repeated regrouping on horse behaviour and injuries. Applied Animal Behaviour Science, 133, 199-206.
5. Dallaire A. (1986). Rest behavior. Equine Pract;2:591-607.
6. Fraser, A.F., 1989. Pandiculation: the comparative phenomenon of systematic stretching. Appl. Anim. Behav. Sci. 23,263–267.
7. Frentzen F. (1994). Bewegungsaktivitäten und—verhalten in Abhängigkeit von Aufstallungsform und Fütterungsrhythmus unter besonderer Berücksichtigung unterschiedlich gestalteter Auslaufsysteme [The locomotion activity and behavior of horses depending on the system of stabling and feeding rhythm, and taking various loose runs into particular consideration] [PhD thesis] University of Veterinary Medicine, Hannover, Germany. Abstract.
8. Fureix C, Bourjade M, Henry S, Sankey C, Hausberger M (2012). Exploring aggression regulation in managed groups of horses Equus caballus. Applied Animal Behaviour Science, 138, Issues 3–4, 216–228
9. Hale LA, Huggins SE. (1980). The electroencephalogram of the normal “grade” pony in sleep and wakefulness. Comp Biochem Physiol 66:251-7.
10. Hansen, M.N., Estvan, J., & Ladewig, J. (2007). A note on resting behaviour in horses kept on pasture: Rolling prior to getting up. Applied Animal Behaviour Science, 105, 265-269.
11. Hartmann E, Søndergaard E, Keeling LJ (2012). Keeping horses in groups: A review. Applied Animal Behaviour Science, 36(2–4), 77–87.
12. Henderson, A.J.Z. (2007). Don’t fence me in: managing psychological well being for elite performance horses. Journal of applied animal welfare science, 10(4), 309-329.
13. Hoffmann G., Bockisch F.J., Kreimeier P. (2009). Einfluss des Haltungssystems auf die Bewegungsaktivität und Stressbelastung bei Pferden in Auslaufhaltungssystemen [Influence of the husbandry system on the movement activity and stress exposure of horses in discharge husbandry systems] Landbauforschung-vTI Agr Forestry Res, 59, pp. 105–112
14. Houpt KA. (1980). Equine behavior. Equine Pract;2:8-17.
15. Jørgensen G.H.M., Bøe K.E. (2007). Individual paddock versus social enclosure for horses Horse behavior and welfare, EAAP publication, Wageningen, The Netherlands, pp. 79–83
16. Jorgensen, G.H.M., Borsheim, L., Mejdell, C.M., Sondergaard, E., Boe, K.E. (2009). Grouping horses according to gender—effects on aggression, spacing and injuries. Appl. Anim. Behav. Sci. 120, 94–99.
17. Kusunose, R., Hatekeyama, H., Ichikawa, F., Kubo, K., Kiguchi, A., Asai, Y., & Ito, K. (1986). Behavioral studies on yearling horses in field environments 2. Effects of the group size on the behavior of horses. Bull. Equine Res. Inst.; 23, 1-6.
18. Matsui, K., Khalil, A.M., & Takeda, K. (2009). Do horses prefer certain substrates for rolling in grazing pasture? Journal of Equine Veterinary Science, 29 (7), 590-594.
19. Raabymagle, P., & Ladewig, J. (2006). Lying behavior in horses in relation to box size. Journal of Equine Veterinary Science, Volume 26, Issue 1, Pages 11–17
20. Ransom & Cade (2009). Quantifying Equid Behavior - A research ethogram for free-roaming feral horses, U.S. Geological Survey Techniques and Methods 2-A9, 23 p.
21. Rose-Meierhöfer, S., Klaer, S., Ammon, C., Brunsch, R., & Hoffmann, G. (2010). Activity behavior of horses housed in different open barn systems. Journal of Equine Veterinary Science, 30 (11), 624-634.
22. Ruckebusch Y. (1975). The hypnogram as an index of adaption of farm animals to changes in their environment. Appl Anim Ethol;2:3-18.
23. Smith C. (1995). Sleep states and memory processes. Behav Brain Res;69:137-45.
24. Visser EK, Ellis AD, Van Reenen CG (2008). The effect of two different housing conditions on the welfare of young horses stabled for the first time. Applied Animal Behaviour Science, Volume 114, Issues 3–4, 521–533.
25. Zeitler-Feicht M. (2001). Handbuch Pferdeverhalten [Handbook horse behavior] Eugen-Ulmer-Verlag, Stuttgart, Germany.